2001
Vloerisolatie met R >= 1,30 m2.K/W


Bestemd voor:
het isoleren van de begane grondvloer of van de vloer boven een onverwarmde ruimte van een woning door middel van het aanbrengen van een isolatielaag aan de onderzijde van de vloer, waarbij de voorziening is aangebracht en geleverd door een derde, zijnde een ondernemer. Bij woningen zonder kruipruimte of een kruipruimte met een hoogte (te meten tussen de onderzijde van de begane grondvloer en de vloer van de kruipruimte) van minder dan 60 cm, is het aanbrengen van vloerisolatie aan de bovenzijde van de begane grondvloer toegestaan mits hiervoor bovenop de isolatielaag harde vloerafwerkingsmaterialen worden toegepast.

Bestaande uit:
a. een laag isolatiemateriaal, welke niet uit in situ gespoten polyurethaan bestaat, met een warmteweerstand (R) van ten minste 1,30 m2.K/W, of
b. een in situ gespoten laag HCFK vrije polyurethaan, voorzien van een certificaat waaruit blijkt dat de laag voldoet aan de beoordelingsrichtlijn 1332/02 van het BKB, met een warmteweerstand ( R ) van ten minste 1,30 m2.K/W

Bijzonderheden:
Uitgangspunt bij de vereiste warmteweerstand (R) is een ventilatievoorziening in twee tegenover elkaar gelegen buitenmuren, met een gezamenlijke doorlaat van 100 mm2 per m2 vloeroppervlak. Een dergelijke minimale ventilatievoorziening kan bij een houten begane grondvloer de kans op houtrot verkleinen.